Vijf vragen om vast te stellen of een uitspraak van iemand een feit is (die je kunt factchecken) of slechts een mening is (waarmee je het eens of oneens kunt zijn)
Het is altijd goed om de vraag te stellen of de feiten die iemand aandraagt wel kloppen. Desinformatie, fakenews: er komt genoeg op ons af. Maar denk ook aan wat je hoort in reclame, de waarde van feiten in de rechtspraktijk en de politiek. Om wel de juiste vraag te stellen doe je er wel goed aan om het verschil tussen feiten en meningen te kennen. Ook om te voorkomen dat je een factcheck van een mening doet š. En dat is best lastig. In dit artikel geven wij je de vijf vragen (criteria) waarmee je een feit van een mening kunt onderscheiden. Al zijn er ook auteurs die zeggen dat je eigenlijk zes vragen zou moeten stellen.
Eerste versie: 26 maart 2017
Geactualiseerd / bijgewerkt: 16 maart 2025 (bronnen / linkjes bijgewerkt)
Inleiding op dit vraagschema
Als je de volgende vragen met ´ja´ kunt beantwoorden dan heb je te maken met een feitelijke uitspraak (die vervolgens waar of onwaar kan zijn):
- Betreft dat wat gezegd wordt een bewering: een uitspraak die een geldigheidswaarde heeft?
- Gaat de uitspraak over iets wat is of over iets wat heeft plaatsgevonden?
- Staat de waarheid van de bewering los van de persoon die de bewering uitspreekt?
- Bestaat over de gehanteerde begrippen in de uitspraak geen discussie?
- Kun je tot slot met behulp van een vastgestelde, overeengekomen procedure of methode vaststellen dat de uitspraak klopt?
Een voorbeeld. Het is bijvoorbeeld voor journalisten noodzakelijk dat ze feiten kunnen herkennen, willen ze deze vervolgens positief-kritisch kunnen bevragen op waarheid. Stel een politicus wil roken strafbaar stellen omdat hij constateert dat "roken tijdens zwangerschap jaarlijks leidt tot de dood van 60 baby's". Veel mensen zullen van zowel de journalist als van de politicus verwachten dat hij zich afvraagt of het feit - dat dus opgenomen is in het argument - waar is en dat ze deze bewering niet voetstoots aannemen [1].
Een belangrijke positief-kritische vraag voor beroepsbeoefenaren om te stellen, is dus: "Wat zijn de feiten in deze kwestie?"
![]() |
De vraag is natuurlijk dan: wat maakt iets een feit?
- Het moet gaan om een uitspraak die een geldigheidswaarde heeft (dus een bewering is).
- Feitelijke beweringen gaan altijd over iets wat is of over iets wat heeft plaatsgevonden.
- De waarheid van de bewering moet los staan van de persoon die bewering uitspreekt.
- Over de gehanteerde begrippen in de uitspraak bestaat geen discussie.
- Van de uitspraak kun je met behulp van een vastgestelde, overeengekomen procedure of methode vaststellen dat deze klopt.
Deze vijf criteria resulteren in vijf deelvragen die je kunt stellen om vast te stellen of je te maken hebt met een feit.
De vijf vragen om een feit te herkennen
1. Betreft het een bewering: een uitspraak die een geldigheidswaarde heeft?Voorbeelden van uitspraken die WEL voldoen aan dit criterium. |
"Dit
is een zin."
|
"Dit
is geen zin." [2]
|
"Jan
eet nu zijn broodje."
|
"De
auto staat stil."
|
Voorbeelden
van uitspraken die NIET voldoen aan dit criterium en die op basis
van dit criterium geen feiten zijn.
|
"Hiep
hiep hoera." (niet te verwarren met het feit: "Jan is vandaag
jarig.")
|
"Boeeeee"
|
"Hallo!"
|
"AJjf
jfeof keke" (niet te verwarren met: "De zin 'AJjf jfeof
keke' is geen Nederlandse zin.")
|
Voorbeelden
van uitspraken die WEL voldoen aan dit criterium.
|
Natuurwetenschappelijk: "De zon is een ster."
|
Juridisch: "De rechter heeft Benno L. niet vrijgesproken." [3]
|
Moreel: "In 2021 vond dertien procent van de
Nederlanders dat een meisje met sexy kleding aan niet moet zeuren
als ze wordt lastiggevallen." [4]
|
... [5] |
Voorbeelden
van uitspraken die NIET voldoen aan dit criterium en die op basis
van dit criterium geen feiten zijn.
|
"De zon zal ooit ophouden met schijnen." (voorspelling)
|
"De rechter heeft Benno L. niet vrijgesproken omdat dat hij had bekend." (verklaring)
|
"Ooit zal het zo zijn dat alle Nederlanders vinden dat een meisje ongeacht wat ze aan heeft niet wordt lastiggevallen." (voorspelling)
|
"Nexxion-industry BV zal volgend jaar zwarte cijfers schrijven." (voorspelling)
|
3. Staat de waarheid van de bewering los van de persoon die de bewering uitspreekt?
Een voorbeeld. Neem het kookpunt van water vandaag in Amsterdam. Stel dit kookpunt is 99,98 °C, dan is dit kookpunt van water voor mij hetzelfde als voor jou, je docent, je familie, et cetera.
Een voorbeeld. De bewering "De muziek van Yellow Claw is goede muziek." is grotendeels subjectief. Het is afhankelijk van de persoon die deze bewering uitspreekt of deze bewering klopt. Indien iemand deze bewering uitspreekt maar niet van de muziek van Yellow Claw houdt dan klopt de bewering natuurlijk niet. Althans: bij deze persoon. Natuurlijk kun je nog argumenteren wat goede muziek maakt - en hierover mogelijk nog enige overeenstemming over bereiken - maar muzieksmaak blijft in grote mate (of misschien wel enkel) subjectief; ook wel een voorkeur genoemd.
Voorbeeld. Neem de vraag "In hoeverre is de muziek van Yellow Claw goed?" Op deze vraag zijn in theorie wel 7 miljard verschillende antwoorden mogelijk (namelijk afhankelijk aan wie je de vraag stelt). Hetzelfde geldt voor beweringen als "Zijn spruitjes met satƩsaus lekker om te eten?" of "Is de Mona Lisa een mooie schilderij?"
4. Bestaat over de gehanteerde begrippen in de uitspraak geen discussie?
- "1+1=2"
- "Jan eet nu een broodje."
- "'Dit is een zin' is een zin."
- "De auto staat stil."
Het zijn allemaal beweringen waarvan we in de praktijk wel zeggen dat dit beweringen zijn waarvan we in beginsel kunnen nagaan of ze kloppen. Het zijn uitspraken waarover in eerste instantie geen discussie zullen krijgen over de betekenis van de gebruikte begrippen.
Dit komt omdat van de begrippen in deze uitspraken de betekenis eigenlijk wel vaststaat en maar voor Ć©Ć©n uitleg vatbaar is. Ook dit is nodig wil je een uitspraak een feit kunnen noemen. Een bewering is pas een feit als door iedereen dezelfde betekenis wordt gegeven aan de gebruikte begrippen.
Het probleem is echter dat je in beginsel bij ieder begrip de vraag kunt stellen wat het begrip betekent. En dat je hiermee met iemand anders van mening kunt verschillen over het begrip. Sterker, volgens sommige auteurs zit er eigenlijk tussen feiten en oordelen maar een klein verschil. Door een bepaald begrip te gebruiken, vel je eigenlijk een oordeel. Het gevolg is dat er misschien helemaal geen definitief vast te stellen feiten zijn?
Een voorbeeld. De uitspraak "De zon is een ster." zullen veel mensen in de praktijk wel als feit kwalificeren (dat vervolgens waar is). Je zou echter kunnen redeneren dat of de zon een ster is, afhankelijk is van wat je onder het begrip "ster" verstaat. En dat wat je onder dit begrip verstaat hiermee een oordeel is, namelijk een oordeel over wat een ster maakt en aan welke criteria een ruimtelichaam dan moet voldoen. Sterker, je zou de bewering "De zon is een ster" kunnen zien als de bewering "De zon is een voorbeeld van een ster.". De uitspraak geeft hiermee geen feit maar geeft enkel een voorbeeld van wat onder het begrip 'ster' valt bij een bepaalde definitie.
Als je beweringen op deze manier beziet, houd je weinig feiten over. Voor de beroepspraktijk is deze aanpak weinig vruchtbaar en kun je daarom beter kijken naar de context waarin een bewering wordt geuit. Afhankelijk daarvan kun je concluderen in hoeverre de gebruikte begrippen worden omarmt.
Voorbeeld. De juridische beroepspraktijk vraagt vaak om nauwkeurigheid wat betreft de inhoud van begrippen. Toch is het misschien per definitie niet mogelijk om tot definitieve begrippen te komen. De rechtsfilosoof Hart geeft als treffend voorbeeld de regel: "Voertuigen zijn verboden in dit park." Wat valt er nu precies onder 'voertuigen'? Zijn auto's voertuigen en dus verboden? Ja. Zijn brommers verboden? Ja. Zijn fietsen verboden? Lastig. Zijn kinderfietsjes verboden? Vast niet. En een segway? Tja. (et cetera) [6]. In de kern laat dit voorbeeld goed zien dat begrippen altijd open staan voor discussie en onderzoek. Als je echter van de monteur van je auto hoort dat "Je voertuig achter de garage staat." zul je direct begrijpen wat hij bedoelt. Je mag dit een feit noemen.
5. Kun je tot slot met behulp van een vastgestelde, overeengekomen procedure of methode vaststellen dat de uitspraak klopt?
Vaak zal waarneming de methode zijn die we hanteren om vast te stellen of iets waar of niet waar is. Dit is natuurlijk niet ergens vastgelegd maar dit wordt impliciet door iedereen wel omarmd.
Voorbeeld. Als jij een auto ziet rijden dan kun je uitspreken "De auto rijdt" en hiermee zeggen dat het klopt dat de auto rijdt. Het is een feit.
Gezien de beperkingen van onze waarneming moet je echter wel grote vraagtekens zetten bij de waarneming als goede methode. Het probleem is namelijk: hoe weet je nu zeker of je goed waarneemt?
Een voorbeeld. Dat de aarde niet plat is, werd niet altijd als feit gezien. Vroeger dacht iedereen dat de aarde plat was. Je zag dat immers toch zelf? Later was kennis over de niet-platte aarde enkel voorbehouden aan wetenschappers die dit aflazen uit de stand van de sterren of aan zeereizigers die hadden ervaren dat een schip niet echt verdween achter een horizon. Hun ideeĆ«n werden – om het zacht uit te drukken – maar met moeite omarmt. Nu kunnen we het echter bewijzen en staat deze bewering minder - of beter gezegd - niet meer ter discussie [7].
Een voorbeeld. Pas met doellijntechnologie kunnen we bij voetbal definitief vaststellen of het klopt dat een bal achter de doellijn is geweest. In het verleden (en op lager niveau nu nog steeds) moesten scheidsrechters dit zelf beslissen hetgeen leidde tot allerlei discussies. Introductie van een extra scheidsrechter op de achterlijn maakte de foutenmarge kleiner en maakte de methode van vaststellen beter maar nog steeds niet zonder discussie. Ook videobeelden konden en kunnen niet altijd voor zekerheid zorgen. Afhankelijk van de positie van de camera kun je namelijk wel of niet definitief vaststellen of de bal over de lijn is. Hetzelfde zie je bij buitenspel-situaties: als de camera niet op dezelfde lijn staat als de spelers is buitenspel lastig waar te nemen. Bij het vaststellen wie het eerst over de lijn is met wielrennen of hardloopwedstrijden zie je hetzelfde probleem: als je schuin tegenover de finish staat, kun je niet altijd goed inschatten wie het eerste was.
Zat de goal of niet?
Welke methodes er onder andere zijn, zal later worden behandeld; namelijk bij onze uitwerking van de vraag "Klopt het feit?". Voor nu is het voldoende om in te zien dat een bewering als feit wordt gezien als binnen een systeem of context er een manier is om vast te stellen of de uitspraak klopt.
Andersom: is geen sprake van een andere vorm van kennis?
- Verklaringen: "De patiƫnt is beter geworden door het slikken van dit medicijn."
- Vergelijkingen: "Mohamed is beter in Engels dan Kubra."
- Voorspellingen: "Nederland zal over 10 jaar de Eurozone verlaten."
- Intersubjectieve oordelen (intersubjectieve meningen): "We moeten weer de doodstraf invoeren."
- Subjectieve oordelen (voorkeuren): "Broccoli is lekker."
- Adviezen: "Als ik jou was zou ik nu naar huis gaan."
Bestaan er dan ook niet ware feiten? Een zesde deelvraag
Als je de vijf criteria inzet, zul je soms tot de conclusie gaan komen dat een bepaalde uitspraak een feit genoemd kan worden ook al is deze niet waar. Dit komt nogal vreemd over.Voorbeeld. De uitspraak: "Koning Willem-Alexander is een vrouw." voldoet aan de bovengenoemde vijf criteria. Toch zullen veel mensen dit niet een feit beschouwen.
Om die reden zou je nog een zesde criterium kunnen stellen, namelijk dat je pas kunt spreken van een feit als de bewering ook klopt, dus waar is.
Neem de antieke opvatting: “De aarde is plat”. Is dit nu een feit of niet? Dit is - eigenlijk net als met de andere criteria - een kwestie van definitie (waarvan je natuurlijk de vraag kunt stellen: klopt het dat dit de inhoud van dit begrip is?).
In de literatuur zie je twee mogelijkheden terug om hier tegenaan te kijken: de aarde is plat is (1) een feit dat vervolgens niet waar is Ć³f de aarde is plat is geen feit (omdat de uitspraak niet waar is).
Aanhangers van de eerste invulling zullen dus zeggen dat "de aarde is plat" wel degelijk een feit is, maar dat deze enkel bewijsbaar niet waarschijnlijk is. Of in zoals in de praktijk wordt gezegd: niet waar is. Deze invulling heeft voor sommige wetenschapsfilosofen / waarheidszoekers de voorkeur (en nu wordt het wat lastig: omdat feiten namelijk eigenlijk nooit definitief waar kunnen zijn, maar enkel een bepaalde mate van waarschijnlijkheid kennen; dit afhankelijk van de waarheidstheorie die wordt gebruikt). Volgens aanhangers van deze theorie hoeft een bewering dus niet waar / waarschijnlijk te zijn om feit genoemd te kunnen worden [9]. Als het aan de eerste vijf criteria voldoet dan is het goed.
In de praktijk zie je echter dat de meeste mensen zeggen dat iets pas een feit is als het ook waar is. Zij zien de uitspraak De aarde is plat dus niet als een feit (omdat het niet waarschijnlijk / waar is). De aarde is plat moet je volgens aanhangers van deze invulling zien als een bewering die verwijst naar een bepaalde stand van zaken die - als deze waar is - een feit genoemd kan worden (als deze dus ook voldoet aan de andere vijf criteria). Volgens hun zijn er dus eigenlijk zes criteria: de bovengenoemde vijf criteria Ć©n de uitspraak moet waar zijn.
Dit geeft volgens aanhangers van deze benadering van wat feiten zijn een extra vraag: Is het ook waar wat beweerd wordt?
[1]
[4]
Dit is een cijfer uit 2017. Bron: onderzoek van onderzoeksbureau IPSOS in opdracht van Rutgers, kenniscentrum seksualiteit. Zie: https://rutgers.nl/wp-content/uploads/2021/03/Wat-vindt-Nederland-toelaatbaar-Stembusakkoord.pdf
[5]
Dit zijn enkel voorbeelden van onderwerpen waarvoor iets beweerd wordt. Naast de natuurwetenschappelijke, juridische en morele feiten die worden genoemd, zijn bijvoorbeeld nog meer soorten feiten mogelijk. Bijvoorbeeld een financieel feit als “Dit bedrijf heeft € 200 miljoen op bankrekening ING1011...etc. staan.”
[6]
Zie Hart, H.L.A, The Concept of Law, Oxford (Clarendon Press), 1961.
[8]
De Volkskrant had bijvoorbeeld een serie artikelen met de naam "Klopt dat wel?" Dit is een goede naam gezien de soorten beweringen die onderzocht werden. NRC spreekt bij haar artikelen van 'NRC checkt'. Ook dit is een goede naamgeving voor als je meer dan enkel de geldigheid van feiten bevraagt. Niet goed gaat het bij De Standaard die de bewering "Reddingsoperaties leiden tot meer doden op zee" een feit noemt terwijl het een voorspelling is (zie: http://www.standaard.be/cnt/dmf20170322_02793512).
[9]
Later zul je lezen dat je volgens veel wetenschappers je eigenlijk beter nooit over de definitieve waarheid van feitelijke beweringen kunt spreken maar dat je altijd de mogelijkheid moet open laten voor tegengesteld bewijs. Om die reden spreken zij liever over de mate van waarschijnlijkheid van feitelijke beweringen. Als je dit doortrekt, is het stellen van waarheid als extra criterium ook niet wenselijk.