Soorten vragen
Open versus gesloten vragen: minder duidelijk als het lijkt?
Wat zijn nu open vragen en wat zijn gesloten vragen? In een speciale serie artikelen verken ik hier het verschil tussen deze soorten vragen. In deze bijdrage kun je lezen waarom het verschil tussen open vragen en gesloten vragen meer een gradueel - een geleidelijk - verschil is. Ik zal dit op socratische wijze laten zien. Dit maakt dit artikel waarschijnlijk ook interessant voor wie de kern van de socratische vraagkunst - namelijk redeneren m.b.v. voorbeelden - in de praktijk wil zien.
Eerste versie 18 december 2015
Laatste aanpassing: 18 juli 2020
Of deze regel juist is, is natuurlijk maar de vraag. Waarop is deze standaard dan gebaseerd? De achterliggende indeling lijkt een duidelijk afgebakend verschil tussen open en gesloten vragen te veronderstellen. Maar is dit onderscheid wel houdbaar? Is een vraag wel Ć³f open of gesloten? In hoeverre klopt de standaardindeling die we in deel 1 hebben laten zien? Om hierop een antwoord te geven, doen we er goed aan om eerst nog verder helder te krijgen wat precies een open vraag is. M.a.w. wat wordt met een open vraag precies bedoeld?
Nu denk je misschien dat het wel duidelijk is wat een open vraag is (zie immers deel 1 van onze serie). Maar helaas.
Er zijn meerdere omschrijvingen van het begrip "open vraag" te vinden. Laat ik een klein overzicht geven waarbij ik de filosofische, van het dagelijks taalgebruik afwijkende invulling die de filosoof Bransen geeft maar even links laat liggen.
Ten Have
Duyx, M.P.M.A., M.A.J. Eijkman en A.Ph. Visser
Afink
RĆ¼mke en B. Tjaden
De laatste definitie laat goed zien hoe een auteur de beschrijving van wat een open vraag is ook negatief kan benaderen, namelijk door te beschrijven wat een open vraag niet is (in dit geval: waarin geen voorgeprogrammeerd antwoord zit). In de literatuur zie je dit meer. Sterker, dat met name een duidelijke definitie wordt gegeven van wat een gesloten vraag is en dat open vragen die vragen zijn die niet gesloten zijn:
Piƫt
Al deze definities maken het ons niet makkelijker. Als we willen nagaan of het klopt dat het stellen van open vragen door een professional in bepaalde omstandigheden de voorkeur heeft, lijkt hiermee ook ineens af te hangen van welke definitie wordt gehanteerd voor open vraag. Ook een vraag op een tentamen of toets naar of een vraag open of gesloten is, is afhankelijk van welke definitie je hanteert.
Voorbeeld 1 Lust u liever bonen, worteltjes of doperwten?
Een goed startpunt is dan het laatste voorbeeld dat je vindt in de definitie van Piƫt. Dit betreft een zogenoemde keuzevraag: "Lust u liever bonen, worteltjes of doperwten?". Ik vermoed dat veel mensen deze vraag - maar denk vooral ook zelf hierover na - als een goed voorbeeld van een gesloten vraag zien.
Als ik dan de vraag wordt gesteld waarom dit een gesloten vraag is, dan is dit waarschijnlijk omdat vooraf, door de vragensteller, expliciet de antwoordmogelijkheden worden gegeven. Hiermee zijn ook meerkeuzevragen (multiple choice vragen / MC-vragen) standaardvoorbeelden van gesloten vragen.
Voorbeeld 2 Was het een interessant college?
Neem vervolgens de vraag "Was het een interessant college?". Dit is een voorbeeld van een ja/nee-vraag. Dergelijke vragen worden ook wel polaire vragen genoemd. Omdat geen expliciete alternatieven worden aangereikt - zoals in voorbeeld 1 - is misschien geen sprake van een keuzevraag al raakt dit weer de definitie van wat een keuzevraag is. Maar dit verder terzijde (om dit te bepalen wordt de kernvraag: kan ook sprake zijn van een keuzevraag als de opties impliciet gesteld zijn?).
Ja/nee-vragen worden door de meeste personen in ieder geval wel gezien als gesloten vragen. Maar waarom? De antwoordmogelijkheden waren niet zoals in voorbeeld 1 expliciet gegeven. De antwoordopties waren niet gegeven. We weten echter dat de persoon die moet antwoorden wel impliciet maar een aantal opties heeft.
Met andere woorden: de antwoordmogelijkheden worden met de vraag "Was het een interessant college?" wel impliciet ingeperkt. De persoon die met antwoorden moet komen, wordt namelijk niet uitgenodigd om meer te beantwoorden dan enkel of het een interessant college was. Niet wordt gevraagd of het college waardevol, goed bezocht, weinig-waardevol et cetera was. Was het wel (optie 1) of niet (optie 2) een interessant college?
Nu valt hier wel reeds een kleine kanttekening te maken. Ik spreek hierboven van ja/nee-vragen maar misschien is het beter als ik zou spreken over ja/nee/geen-mening-of-ik-weet-het-niet-vragen. Ook Piƫt doet dat.
De vraag "Was het een interessant college?" zou door iemand die niet bij het college was geweest zonder problemen beantwoord kunnen worden met "Geen idee" of "Ik weet het niet (ik was er niet bij want ik had me verslapen.)" zonder dat de vragensteller dit een vreemd antwoord zou vinden. Sterker, de vragensteller zou het vreemd vinden als de ander een positief of negatief antwoord zou geven terwijl de persoon het college niet bezocht zou hebben en niets weet van het college.
De vraag is met andere woorden met name gesloten indien de achterliggende vooronderstelling klopt: de persoon aan wie de vraag werd gesteld was bij het college geweest of had anderszins gehoord over het college. Dus de vraag lijkt prima twee keuzes te impliceren: positief ("ja") of negatief ("nee") maar geeft ruimte voor een derde optie ("geen idee"). Dit antwoord is echter wel van een ander niveau. Hetzelfde geldt als de vraag met een wedervraag wordt beantwoord. Dit lijkt in eerste instantie niet de bedoeling te zijn van de vragensteller maar geheel vreemd is het ook niet.
Het beantwoorden van een ja/nee-vraag met "Geen idee" of "Daar heb ik eigenlijk geen mening over" zijn dus reƫle opties. Ook het stellen van een tegenvraag kan gepast zijn.
Maar ondanks dat er dus andere antwoorden mogelijk zijn dan ja of nee, zou ik willen stellen dat ook een ja/nee-vraag een gesloten vraag is.
De twee tot nu toe gegeven voorbeelden geven hiermee een mooie eerste definitie van wat een gesloten vraag is. Een vraag is gesloten als de ander in zijn antwoordmogelijkheden wordt beperkt doordat deze mogelijkheden expliciet of impliciet reeds zijn gegeven. Ik vermoed dat je dit volgt: vragen waarin de antwoorden expliciet gegeven zijn en ja/nee-vragen zijn voorbeelden van gesloten vragen.
Een nieuw voorbeeld.
Voorbeeld 3 Naar welke provincie gaan jullie op vakantie: Groningen, Drenthe of Overijssel?
Deze vraag is weer een keuzevraag. Ik zal hier niet lang over uitweiden: de vraag lijkt op voorbeeldvraag 1 en zal door veel mensen - en zie ook onze eerste bovengenoemde definitie - als een gesloten vraag worden gezien.
Voorbeeld 4 Naar welke provincie gaan jullie op vakantie?
Ik heb voorbeeldvraag nummer 3 niet voor niets opgenomen. Want stel dat niet een aantal keuzes gegeven worden. Is nu sprake van een open of van een gesloten vraag? Enerzijds wordt aan de ander de mogelijkheid gegeven om zelf Ć©Ć©n of meerdere provincies te noemen. Anderzijds weten we ook dat het antwoord altijd Ć©Ć©n of meerdere provincies - van de twaalf provincies - betreft.
Is dit een open vraag? Een klein, niet representatief onderzoek (n=83) onder mijn studenten gaf een wisselend beeld. De meerderheid vond de vraag "Naar welke provincie gaan jullie op vakantie" een open vraag maar toch ook veel studenten vonden het eerder een gesloten vraag. Tot deze conclusie kwamen vooral mijn studenten nadat ik ze eerst vraag 3 had gesteld.
Waarom het een (meer) gesloten vraag zou zijn, is omdat de persoon aan wie de vraag wordt gesteld, om twee redenen beperkt wordt in zijn of haar antwoordmogelijkheden. De eerste beperking wordt gegeven door het woord provincie. Door te vragen naar een provincie, wordt de ander meer beperkt in zijn of haar antwoordvrijheid dan wanneer de vraag "Waar gaan jullie naartoe op vakantie?" was geweest. Ten tweede zijn het aantal mogelijke antwoorden ook nog eens beperkt. Niet expliciet maar impliciet heeft de ander kwantitatief de keuze tussen 12 provincies. Deze beperking maakt het nog meer een gesloten vraag.
Maar misschien is er nog een andere reden waarom deze vraag een gesloten vraag is.
Voorbeeld 5 Hoeveel provincies kent Nederland?
Stel een juf vraagt aan een leerling: "Hoeveel provincies kent Nederland?". Is dit een gesloten vraag? Enerzijds worden de keuzemogelijkheden niet expliciet gegeven en het betreft het ook geen ja/nee-vraag. Ondertussen wordt om een getal gevraagd tussen 0 en oneindig. Je zou kunnen stellen dat het alleen al hierom een open vraag is. Een oneindig aantal keuzemogelijkheden staat de persoon aan wie deze vraag wordt gesteld immers tot zijn of haar beschikking. De vraag lijkt hiermee meer open te zijn dan voorbeeldvraag 4 (daar had de ander maar 12 keuzes). Het aantal keuzemogelijkheden lijkt dus minder relevant dan het eerst leek.
Waarom zou deze vraag anderzijds dan toch misschien een gesloten vraag kunnen zijn? Twee redenen kunnen door iemand worden aangedragen. Ten eerste zou iemand kunnen stellen dat maar Ć©Ć©n soort antwoord passend is: een getal. Dit zou impliceren dat de ander hiermee niet helemaal vrij is om te beslissen welke kant het antwoord opgaat. In die zin is de vraag enigszins gesloten? Een antwoord als "tandpasta" past niet. Ik denk echter dat weinig mensen om deze reden deze vraag als een (enigszins) gesloten vraag kwalificeren.
Ten tweede zou je kunnen stellen dat maar Ć©Ć©n antwoord het goede antwoord is. Namelijk het getal 12. Maar maakt het uit hoeveel antwoorden er zijn om vast te stellen of een vraag gesloten is? Ik vermoed van niet. De ander is immers op zich wel vrij in de keuze van zijn of haar antwoord. Of dit toch een relevant gegeven is, blijkt misschien uit de volgende voorbeelden.
Voorbeeld 6 Naar welke provincie kun je in Nederland op vakantie gaan?
Stel de juf vraagt vervolgens "Naar welke provincie kun je in Nederland op vakantie gaan?". De leerling wordt in zekere zin weer beperkt in zijn of haar antwoordmogelijkheden. Een antwoord als "12" past hier niet. Niet gevraagd wordt om een getal (zoals wel in de vorige vraag). Dit zou geen passend antwoord zijn. Vervolgens zijn ook hier weer passende, maar niet goede antwoorden mogelijk. Een antwoord als "Amsterdam" is niet goed. Maar an sich zou een antwoord als "Amsterdam" wel passend zijn. In die zin is de persoon die een antwoord moet geven, vrij om zelf een antwoord te geven.
Maar als voorbeeldvraag 4 gesloten is, dan zou je deze vraag misschien ook enigszins als een gesloten vraag moeten kwalificeren. Toch lijkt dit wat te kort door de bocht. Ik denk dat de meeste van ons deze vraag toch meer als een open vraag kwalificeren? Ik vermoed van niet. De reden is dat de vraag om een kort antwoord vraagt.
Toch lijkt wel relevant te zijn hoeveel antwoorden gegeven kunnen worden. De volgende vraag kan dit nog verder verduidelijken.
Voorbeeld 7 Welk fruit vind je het lekkerst?
Deze vraag lijkt nog meer open te zijn als voorbeeldvraag 6. Anders dan vraag 6 zullen de meeste van ons namelijk niet weten hoeveel fruit-soorten er zijn. Er zijn 12 provincies maar hoeveel fruit-antwoordmogelijkheden heeft de persoon die een antwoord moet geven? Je hebt bananen, appels, mango's, kiwi's, druiven, peren, et cetera, et cetera. Uit hoeveel keuzes je moet kiezen, is niet direct duidelijk. Sterker, dit kan mogelijk ook nog beĆÆnvloed worden door wat onder "fruit" wordt verstaan.
De vraag "Welk fruit vind je het lekkerst?" lijkt dus weer meer open te zijn dan de vraag "Naar welke provincie kun je in Nederland op vakantie gaan?". Kwantitatief zijn er meer antwoordmogelijkheden (12 versus ?). En kwalitatief is er meer ruimte voor discussie over het begrip. Technisch verwoord: het begrip fruit lijkt meer een open begrip te zijn dan het begrip provincie.
De vraag naar welk fruit het lekkerste is dus al zeer open. Maar de vraag "wat vind je het lekkerst?" is vervolgens nog meer open. De persoon die op deze vraag een antwoord moet geven, krijgt namelijk nog meer vrijheid. Een kort antwoord is niet meer per definitie nodig. Daarnaast kunnen ook groenten, snoep, koeken, et cetera kunnen worden genoemd. Maar zelfs deze vraag is nog enigszins gesloten. Dat laat het volgende voorbeeld zien.
Voorbeeld 8 Hoe vond je het college?
Neem namelijk de vraag "Hoe vond je het college?". Dit lijkt een open vraag te zijn. De persoon die een antwoord moet geven heeft relatief veel ruimte om zelf een richting te kiezen qua antwoord. Wel wordt hier gevraagd om een mening. Met andere woorden, de persoon die een antwoord moet geven, wordt gedwongen om een oordeel als antwoord te geven. Maar stel de persoon heeft geen oordeel? Of enkel een bepaald gevoel? Past dit dan? [7]
Voorbeeld 9 Hoe was het college?
Deze vraag lijkt op de vorige vraag maar is misschien toch nog meer open. Het ligt voor de hand dat de ander ook hier een mening (een oordeel) als antwoord gaat geven - en zich hiertoe gedwongen voelt - maar dit hoeft niet. Een antwoord als: "gezellig" of "kort" zou hier prima gegeven kunnen worden. Bij de vorige vraag ("Hoe vond je het college?") lagen deze antwoorden misschien minder voor de hand?
Dit kun je ook meer technisch duiden. Bij deze vraag wordt gevraagd om beschrijvende kennis terwijl bij de vorige om oordelende kennis wordt gevraagd. Een vraag naar beschrijvende kennis kan worden beantwoord met oordelende kennis - indien de persoon die een antwoord moet geven dit graag zou willen - terwijl andersom minder voor de hand ligt. Concreet: op de vraag "Hoe vond je het college?" - het vorige voorbeeld - zal niet snel met enkel beschrijvende kennis worden gekomen.
Voorlopige conclusie
De voorbeelden laten m.i. goed zien dat het verschil tussen gesloten vragen en open vragen minder dichotoom is dan vaak wordt gesteld. Hiermee bedoel ik dat je niet hard kunt stellen dat een vraag Ć³f open Ć³f gesloten is. Misschien kun je nog van bepaalde vragen stellen dat ze gesloten zijn (de ja/nee-vraag en de keuzevragen) maar de andere vragen zijn eerder in meer of mindere mate open/gesloten. Het onderscheid is op z´n minst gradueel [8]. De voorbeelden laten dus zien dat de persoon die een antwoord moet geven soms meer en soms minder vrij is om zijn of haar eigen antwoord te geven.
Terzijde, maar dit maakt ook dat bovenstaande definities in meer of mindere mate te beperkt zijn. In hoeverre is bijvoorbeeld rekening gehouden de impliciete geslotenheid qua aantal antwoordmogelijkheden? En waar lezen we het graduele in de gegeven definities? Dit laat ik - gezien de lengte van deze bijdrage - echter graag aan de lezer, dus aan jou, over.
Tot slot
De conclusie is voorlopig want als altijd ben ik wel benieuwd naar jouw ideeƫn. Zijn er nog andere, relevante, interessante definities of voorbeelden? Opmerkingen, aanvullingen: welkom! [9]
Eerste versie 18 december 2015
Laatste aanpassing: 18 juli 2020
Dit is deel 2. Hier kun je in deel 1 kun je hier lezen over de standaardindeling tussen open vragen en gesloten vragen en voorbeelden hiervan kunnen zien.
Inleiding
Een standaardregel die vragenstellers die informatie zoeken wordt geleerd, is dat ze open vragen moeten stellen. Of dat open vragen op z'n minst vaak de voorkeur hebben. Want, zo is de gedachte, het stellen van open vragen leidt er namelijk toe dat je meer en zo mogelijk ook betere informatie krijgt [1]. Als we dus onderzoek gaat doen naar de vraagkwaliteiten van professionals dan lijkt dit een interessant criterium te zijn: als een beroepsbeoefenaar (of een student) veel open vragen stelt dan beschikt hij of zij over veel vraagkwaliteit; indien de beroepsbeoefenaar met name gesloten vragen stelt dan valt er nog wat te verbeteren.Of deze regel juist is, is natuurlijk maar de vraag. Waarop is deze standaard dan gebaseerd? De achterliggende indeling lijkt een duidelijk afgebakend verschil tussen open en gesloten vragen te veronderstellen. Maar is dit onderscheid wel houdbaar? Is een vraag wel Ć³f open of gesloten? In hoeverre klopt de standaardindeling die we in deel 1 hebben laten zien? Om hierop een antwoord te geven, doen we er goed aan om eerst nog verder helder te krijgen wat precies een open vraag is. M.a.w. wat wordt met een open vraag precies bedoeld?
Je ziet hier de twee standaard socratische vragen in werking. We beginnen met het stellen van de vraag of het klopt, waarbij het direct duidelijk wordt dat we deze vraag pas kunnen beantwoorden als we helder hebben wat met een begrip wordt bedoeld.
Nu denk je misschien dat het wel duidelijk is wat een open vraag is (zie immers deel 1 van onze serie). Maar helaas.
Anders dan veel boeken en sites suggereren, bestaat er namelijk niet Ć©Ć©n definitie van "een open vraag".
Er zijn meerdere omschrijvingen van het begrip "open vraag" te vinden. Laat ik een klein overzicht geven waarbij ik de filosofische, van het dagelijks taalgebruik afwijkende invulling die de filosoof Bransen geeft maar even links laat liggen.
Definitie van open vragen?
Als gezegd, vind je in de literatuur verschillende definities van "open vragen":Ten Have
"Het kenmerk van een open vraag is dat het de ander uitnodigt om vanuit zijn referentiekader antwoord te geven op de vraag." [2]
Duyx, M.P.M.A., M.A.J. Eijkman en A.Ph. Visser
"Een open vraag is een vraag waarbij er voor de ander ruimte is om op geheel eigen wijze te antwoorden. De vraagsteller geeft gƩƩn antwoordrichting aan." [3]
Afink
"Een open vraag is een vraag die minimale structuur en richting geeft aan het antwoord; degene die het antwoord geeft is vrij om te bepalen hoe hij de vraag zal beantwoorden en hoe uitgebreid het antwoord zal zijn." [4]
RĆ¼mke en B. Tjaden
"Een open vraag is een vraag waarin geen voorgeprogrammeerd antwoord zit. [...] Gesloten vragen hebben als antwoord ja of nee, of dragen het antwoord al in zich." [5]
De laatste definitie laat goed zien hoe een auteur de beschrijving van wat een open vraag is ook negatief kan benaderen, namelijk door te beschrijven wat een open vraag niet is (in dit geval: waarin geen voorgeprogrammeerd antwoord zit). In de literatuur zie je dit meer. Sterker, dat met name een duidelijke definitie wordt gegeven van wat een gesloten vraag is en dat open vragen die vragen zijn die niet gesloten zijn:
Piƫt
"Gesloten vragen zijn vragen die de antwoordmogelijkheden van de geĆÆnterviewde beperken. Hij kan alleen reageren binnen de geboden antwoordcategorieĆ«n. [...] Gesloten vragen in gestructureerde zin betreffen meestal ja/nee/geen mening-antwoorden, of voorbepaalde categorieĆ«n als bonen, worteltjes of doperwten op de vraag 'Lust u liever bonen, worteltjes of doperwten?" [6]
Al deze definities maken het ons niet makkelijker. Als we willen nagaan of het klopt dat het stellen van open vragen door een professional in bepaalde omstandigheden de voorkeur heeft, lijkt hiermee ook ineens af te hangen van welke definitie wordt gehanteerd voor open vraag. Ook een vraag op een tentamen of toets naar of een vraag open of gesloten is, is afhankelijk van welke definitie je hanteert.
Op socratische wijze - via voorbeelden - naar meer begrip en helderheid
Nu kunnen we natuurlijk op zoek gaan naar de overeenkomsten en verschillen in deze definities maar het is m.i. waardevoller om het anders aan te pakken. Laten we zelf gaan nadenken en hiertoe de vraag "Wat is een open vraag?" op socratische wijze onderzoeken. Socratisch in de zin van op basis van voorbeelden. Dus op basis van voorbeelden van mogelijk gesloten vragen en voorbeelden van open vragen. Spoiler: volgens mij moeten we uiteindelijk concluderen dat het verschil tussen open en gesloten vragen niet een hard onderscheid is maar dat vragen eerder meer of minder open/gesloten zijn.Voorbeeld 1 Lust u liever bonen, worteltjes of doperwten?
Een goed startpunt is dan het laatste voorbeeld dat je vindt in de definitie van Piƫt. Dit betreft een zogenoemde keuzevraag: "Lust u liever bonen, worteltjes of doperwten?". Ik vermoed dat veel mensen deze vraag - maar denk vooral ook zelf hierover na - als een goed voorbeeld van een gesloten vraag zien.
Als ik dan de vraag wordt gesteld waarom dit een gesloten vraag is, dan is dit waarschijnlijk omdat vooraf, door de vragensteller, expliciet de antwoordmogelijkheden worden gegeven. Hiermee zijn ook meerkeuzevragen (multiple choice vragen / MC-vragen) standaardvoorbeelden van gesloten vragen.
Voorbeeld 2 Was het een interessant college?
Neem vervolgens de vraag "Was het een interessant college?". Dit is een voorbeeld van een ja/nee-vraag. Dergelijke vragen worden ook wel polaire vragen genoemd. Omdat geen expliciete alternatieven worden aangereikt - zoals in voorbeeld 1 - is misschien geen sprake van een keuzevraag al raakt dit weer de definitie van wat een keuzevraag is. Maar dit verder terzijde (om dit te bepalen wordt de kernvraag: kan ook sprake zijn van een keuzevraag als de opties impliciet gesteld zijn?).
Ja/nee-vragen worden door de meeste personen in ieder geval wel gezien als gesloten vragen. Maar waarom? De antwoordmogelijkheden waren niet zoals in voorbeeld 1 expliciet gegeven. De antwoordopties waren niet gegeven. We weten echter dat de persoon die moet antwoorden wel impliciet maar een aantal opties heeft.
Met andere woorden: de antwoordmogelijkheden worden met de vraag "Was het een interessant college?" wel impliciet ingeperkt. De persoon die met antwoorden moet komen, wordt namelijk niet uitgenodigd om meer te beantwoorden dan enkel of het een interessant college was. Niet wordt gevraagd of het college waardevol, goed bezocht, weinig-waardevol et cetera was. Was het wel (optie 1) of niet (optie 2) een interessant college?
Nu valt hier wel reeds een kleine kanttekening te maken. Ik spreek hierboven van ja/nee-vragen maar misschien is het beter als ik zou spreken over ja/nee/geen-mening-of-ik-weet-het-niet-vragen. Ook Piƫt doet dat.
De vraag "Was het een interessant college?" zou door iemand die niet bij het college was geweest zonder problemen beantwoord kunnen worden met "Geen idee" of "Ik weet het niet (ik was er niet bij want ik had me verslapen.)" zonder dat de vragensteller dit een vreemd antwoord zou vinden. Sterker, de vragensteller zou het vreemd vinden als de ander een positief of negatief antwoord zou geven terwijl de persoon het college niet bezocht zou hebben en niets weet van het college.
De vraag is met andere woorden met name gesloten indien de achterliggende vooronderstelling klopt: de persoon aan wie de vraag werd gesteld was bij het college geweest of had anderszins gehoord over het college. Dus de vraag lijkt prima twee keuzes te impliceren: positief ("ja") of negatief ("nee") maar geeft ruimte voor een derde optie ("geen idee"). Dit antwoord is echter wel van een ander niveau. Hetzelfde geldt als de vraag met een wedervraag wordt beantwoord. Dit lijkt in eerste instantie niet de bedoeling te zijn van de vragensteller maar geheel vreemd is het ook niet.
Neem de vraag van de agent aan de bestuurder van een auto: "Heeft u gedronken?". Deze ja/nee-vraag is eigenlijk een samenvatting van een uitgebreidere vraag. Met de vraag wordt waarschijnlijk iets bedoeld als: "Heeft u nog zo recent alcohol gedronken, dat dit uw rijstijl kan beĆÆnvloeden dan wel dat u mogelijk boven de wettelijke grens gaat?". Ik vermoed echter dat weinig de vraag beantwoorden met: "Geen idee eigenlijk". Of hun twijfel concreet omzetten in een wedervraag: "Tja, wat bedoelt u precies met 'gedronken?'" of "Vanaf wanneer wilt u dit precies weten?".
Het beantwoorden van een ja/nee-vraag met "Geen idee" of "Daar heb ik eigenlijk geen mening over" zijn dus reƫle opties. Ook het stellen van een tegenvraag kan gepast zijn.
Nu gaat dit trouwens ook op voor voorbeeldvraag 1 ("Lust u liever bonen, worteltjes of doperwten?"). Ook deze vraag zou prima beantwoord kunnen worden met een wedervraag ("Welke bonen bedoel je dan?") of met een "Tja, dat weet ik eigenlijk niet (ik heb nog nooit doperwten gegeten)".
Maar ondanks dat er dus andere antwoorden mogelijk zijn dan ja of nee, zou ik willen stellen dat ook een ja/nee-vraag een gesloten vraag is.
Terzijde, maar mijns inziens is voorbeeldvraag 2 een gesloten vraag met twee impliciete opties: ja of nee. In tegenstelling tot Piƫt zou ik niet spreken van drie opties (ja, nee, of geen mening). De belangrijkste reden hiervoor is dat je bij voorbeeldvraag 1 ook niet spreekt van vier opties (bonen, worteltjes, doperwten, geen mening). Een ja/nee-vraag is hiermee vergelijkbaar?
De twee tot nu toe gegeven voorbeelden geven hiermee een mooie eerste definitie van wat een gesloten vraag is. Een vraag is gesloten als de ander in zijn antwoordmogelijkheden wordt beperkt doordat deze mogelijkheden expliciet of impliciet reeds zijn gegeven. Ik vermoed dat je dit volgt: vragen waarin de antwoorden expliciet gegeven zijn en ja/nee-vragen zijn voorbeelden van gesloten vragen.
Een nieuw voorbeeld.
Voorbeeld 3 Naar welke provincie gaan jullie op vakantie: Groningen, Drenthe of Overijssel?
Deze vraag is weer een keuzevraag. Ik zal hier niet lang over uitweiden: de vraag lijkt op voorbeeldvraag 1 en zal door veel mensen - en zie ook onze eerste bovengenoemde definitie - als een gesloten vraag worden gezien.
Voorbeeld 4 Naar welke provincie gaan jullie op vakantie?
Ik heb voorbeeldvraag nummer 3 niet voor niets opgenomen. Want stel dat niet een aantal keuzes gegeven worden. Is nu sprake van een open of van een gesloten vraag? Enerzijds wordt aan de ander de mogelijkheid gegeven om zelf Ć©Ć©n of meerdere provincies te noemen. Anderzijds weten we ook dat het antwoord altijd Ć©Ć©n of meerdere provincies - van de twaalf provincies - betreft.
Is dit een open vraag? Een klein, niet representatief onderzoek (n=83) onder mijn studenten gaf een wisselend beeld. De meerderheid vond de vraag "Naar welke provincie gaan jullie op vakantie" een open vraag maar toch ook veel studenten vonden het eerder een gesloten vraag. Tot deze conclusie kwamen vooral mijn studenten nadat ik ze eerst vraag 3 had gesteld.
Waarom het een (meer) gesloten vraag zou zijn, is omdat de persoon aan wie de vraag wordt gesteld, om twee redenen beperkt wordt in zijn of haar antwoordmogelijkheden. De eerste beperking wordt gegeven door het woord provincie. Door te vragen naar een provincie, wordt de ander meer beperkt in zijn of haar antwoordvrijheid dan wanneer de vraag "Waar gaan jullie naartoe op vakantie?" was geweest. Ten tweede zijn het aantal mogelijke antwoorden ook nog eens beperkt. Niet expliciet maar impliciet heeft de ander kwantitatief de keuze tussen 12 provincies. Deze beperking maakt het nog meer een gesloten vraag.
In beginsel sluit deze vraag trouwens niet uit dat geantwoord wordt met "we gaan niet op vakantie". Dit is (opnieuw) een praktisch gezien een prima antwoord. Ik zal dit echter niet meewegen in de beoordeling of deze vraag een open of gesloten vraag is. Dit gelijk aan voorbeeldvraag 2, waarin ik heb laten zien dat het stellen van een wedervraag of het antwoord "ik weet het niet" ook geen criterium zijn om een ja/nee-vraag open of gesloten te noemen. Ik zal bij de volgende vragen hier verder ook geen aandacht meer aan besteden.
Maar misschien is er nog een andere reden waarom deze vraag een gesloten vraag is.
Voorbeeld 5 Hoeveel provincies kent Nederland?
Stel een juf vraagt aan een leerling: "Hoeveel provincies kent Nederland?". Is dit een gesloten vraag? Enerzijds worden de keuzemogelijkheden niet expliciet gegeven en het betreft het ook geen ja/nee-vraag. Ondertussen wordt om een getal gevraagd tussen 0 en oneindig. Je zou kunnen stellen dat het alleen al hierom een open vraag is. Een oneindig aantal keuzemogelijkheden staat de persoon aan wie deze vraag wordt gesteld immers tot zijn of haar beschikking. De vraag lijkt hiermee meer open te zijn dan voorbeeldvraag 4 (daar had de ander maar 12 keuzes). Het aantal keuzemogelijkheden lijkt dus minder relevant dan het eerst leek.
Waarom zou deze vraag anderzijds dan toch misschien een gesloten vraag kunnen zijn? Twee redenen kunnen door iemand worden aangedragen. Ten eerste zou iemand kunnen stellen dat maar Ć©Ć©n soort antwoord passend is: een getal. Dit zou impliceren dat de ander hiermee niet helemaal vrij is om te beslissen welke kant het antwoord opgaat. In die zin is de vraag enigszins gesloten? Een antwoord als "tandpasta" past niet. Ik denk echter dat weinig mensen om deze reden deze vraag als een (enigszins) gesloten vraag kwalificeren.
Ten tweede zou je kunnen stellen dat maar Ć©Ć©n antwoord het goede antwoord is. Namelijk het getal 12. Maar maakt het uit hoeveel antwoorden er zijn om vast te stellen of een vraag gesloten is? Ik vermoed van niet. De ander is immers op zich wel vrij in de keuze van zijn of haar antwoord. Of dit toch een relevant gegeven is, blijkt misschien uit de volgende voorbeelden.
Voorbeeld 6 Naar welke provincie kun je in Nederland op vakantie gaan?
Stel de juf vraagt vervolgens "Naar welke provincie kun je in Nederland op vakantie gaan?". De leerling wordt in zekere zin weer beperkt in zijn of haar antwoordmogelijkheden. Een antwoord als "12" past hier niet. Niet gevraagd wordt om een getal (zoals wel in de vorige vraag). Dit zou geen passend antwoord zijn. Vervolgens zijn ook hier weer passende, maar niet goede antwoorden mogelijk. Een antwoord als "Amsterdam" is niet goed. Maar an sich zou een antwoord als "Amsterdam" wel passend zijn. In die zin is de persoon die een antwoord moet geven, vrij om zelf een antwoord te geven.
Of dit verschil tussen een passend antwoord en een goed antwoord relevant is, is m.i. nog wel discutabel. Zou je ook niet kunnen verdedigen dat "twaalf" gewoon een niet-goed antwoord is?
Maar als voorbeeldvraag 4 gesloten is, dan zou je deze vraag misschien ook enigszins als een gesloten vraag moeten kwalificeren. Toch lijkt dit wat te kort door de bocht. Ik denk dat de meeste van ons deze vraag toch meer als een open vraag kwalificeren? Ik vermoed van niet. De reden is dat de vraag om een kort antwoord vraagt.
Toch lijkt wel relevant te zijn hoeveel antwoorden gegeven kunnen worden. De volgende vraag kan dit nog verder verduidelijken.
Voorbeeld 7 Welk fruit vind je het lekkerst?
Deze vraag lijkt nog meer open te zijn als voorbeeldvraag 6. Anders dan vraag 6 zullen de meeste van ons namelijk niet weten hoeveel fruit-soorten er zijn. Er zijn 12 provincies maar hoeveel fruit-antwoordmogelijkheden heeft de persoon die een antwoord moet geven? Je hebt bananen, appels, mango's, kiwi's, druiven, peren, et cetera, et cetera. Uit hoeveel keuzes je moet kiezen, is niet direct duidelijk. Sterker, dit kan mogelijk ook nog beĆÆnvloed worden door wat onder "fruit" wordt verstaan.
De vraag "Welk fruit vind je het lekkerst?" lijkt dus weer meer open te zijn dan de vraag "Naar welke provincie kun je in Nederland op vakantie gaan?". Kwantitatief zijn er meer antwoordmogelijkheden (12 versus ?). En kwalitatief is er meer ruimte voor discussie over het begrip. Technisch verwoord: het begrip fruit lijkt meer een open begrip te zijn dan het begrip provincie.
De vraag naar welk fruit het lekkerste is dus al zeer open. Maar de vraag "wat vind je het lekkerst?" is vervolgens nog meer open. De persoon die op deze vraag een antwoord moet geven, krijgt namelijk nog meer vrijheid. Een kort antwoord is niet meer per definitie nodig. Daarnaast kunnen ook groenten, snoep, koeken, et cetera kunnen worden genoemd. Maar zelfs deze vraag is nog enigszins gesloten. Dat laat het volgende voorbeeld zien.
Voorbeeld 8 Hoe vond je het college?
Neem namelijk de vraag "Hoe vond je het college?". Dit lijkt een open vraag te zijn. De persoon die een antwoord moet geven heeft relatief veel ruimte om zelf een richting te kiezen qua antwoord. Wel wordt hier gevraagd om een mening. Met andere woorden, de persoon die een antwoord moet geven, wordt gedwongen om een oordeel als antwoord te geven. Maar stel de persoon heeft geen oordeel? Of enkel een bepaald gevoel? Past dit dan? [7]
Voorbeeld 9 Hoe was het college?
Deze vraag lijkt op de vorige vraag maar is misschien toch nog meer open. Het ligt voor de hand dat de ander ook hier een mening (een oordeel) als antwoord gaat geven - en zich hiertoe gedwongen voelt - maar dit hoeft niet. Een antwoord als: "gezellig" of "kort" zou hier prima gegeven kunnen worden. Bij de vorige vraag ("Hoe vond je het college?") lagen deze antwoorden misschien minder voor de hand?
Dit kun je ook meer technisch duiden. Bij deze vraag wordt gevraagd om beschrijvende kennis terwijl bij de vorige om oordelende kennis wordt gevraagd. Een vraag naar beschrijvende kennis kan worden beantwoord met oordelende kennis - indien de persoon die een antwoord moet geven dit graag zou willen - terwijl andersom minder voor de hand ligt. Concreet: op de vraag "Hoe vond je het college?" - het vorige voorbeeld - zal niet snel met enkel beschrijvende kennis worden gekomen.
Voorlopige conclusie
De voorbeelden laten m.i. goed zien dat het verschil tussen gesloten vragen en open vragen minder dichotoom is dan vaak wordt gesteld. Hiermee bedoel ik dat je niet hard kunt stellen dat een vraag Ć³f open Ć³f gesloten is. Misschien kun je nog van bepaalde vragen stellen dat ze gesloten zijn (de ja/nee-vraag en de keuzevragen) maar de andere vragen zijn eerder in meer of mindere mate open/gesloten. Het onderscheid is op z´n minst gradueel [8]. De voorbeelden laten dus zien dat de persoon die een antwoord moet geven soms meer en soms minder vrij is om zijn of haar eigen antwoord te geven.
Terzijde, maar dit maakt ook dat bovenstaande definities in meer of mindere mate te beperkt zijn. In hoeverre is bijvoorbeeld rekening gehouden de impliciete geslotenheid qua aantal antwoordmogelijkheden? En waar lezen we het graduele in de gegeven definities? Dit laat ik - gezien de lengte van deze bijdrage - echter graag aan de lezer, dus aan jou, over.
Tot slot
De conclusie is voorlopig want als altijd ben ik wel benieuwd naar jouw ideeƫn. Zijn er nog andere, relevante, interessante definities of voorbeelden? Opmerkingen, aanvullingen: welkom! [9]
Dit is deel 2 in onze serie over het stellen van open/gesloten vragen. In deel 1 kon je lezen over de standaardbenadering van open versus gesloten vragen. In deel 3 lees je hoe je ook kunt kijken naar de persoon die antwoordt om vast te stellen of een vraag open of gesloten is.
__________
[1]
Er zijn natuurlijk meer doelen waarom je vragen zou kunnen stellen. Het verkrijgen van de gewenste informatie staat echter in deze bijdrage voorop. De tweede belangrijke soort vraag is het verzoek. Bijvoorbeeld het verzoek: "Ga je mee naar oma?". Ondanks dat je ook hier informatie wilt krijgen, is een verzoekende vraag fundamenteel anders. Zie voor dezelfde conclusie Piƫt, S., Een vraag en een weet: gereedschap voor het vraaggesprek, Ambo, 1984, p. 43.
[2]
Ten Have, E.C.M., Communicatieve vaardigheden voor verpleegkundigen, Reed Business, 2006, p 52.
[3]
Duyx, M.P.M.A. en M.A.J. Eijkman,A.Ph. Visser, Patiƫntenvoorlichting en mondgezondheid, Bohn Stafleu van Loghum, 2015, p. 109
[4]
Afink, G., Vaardigheden basiszorg / deel I Verzorgende vaardigheden II Elementaire sociale vaardigheden, Bohn Stafleu van Loghum, 1997, p. 464
[5]
RĆ¼mke, A. en B. Tjaden, Verkenningen in de psychiatrie / druk 2: een holistische benadering, Uitgeverij Christofoor, 2011, p. 72
[6]
Zie Piƫt (1984), p. 54.
[7]
Dit voorbeeld heb ik overgenomen van Piƫt (1984), p. 51.
[8]
Zie voor dezelfde conclusie en deze bewoording: Piƫt (1980), p. 51.
[9]
Ik heb in deze bijdrage niet het verschil opgenomen tussen vraagzin en vraaghandeling. Een vraaghandeling kan door een vraagzin worden uitgevoerd maar dat hoeft niet. Zie Houtkoop-Steenstra, H., Hoe een gesloten vraag toch open kan zijn, in: Tijdschrift voor Taalbeheersing, 1991:13, p. 186. Daarnaast kan vanuit het ontvangersperspectief een zin opgepakt worden als een open vraag terwijl de vraag op papier misschien gesloten overkomt. Bijvoorbeeld omdat het een keuzevraag is. Een vraag als "Kunt u nog meer vertellen over wat u gezien hebt?" lijkt gesloten maar kan opgevat worden als een open-vraag. Dit is het geval als de ander niet enkel de vraag beantwoord met "Ja" maar ook begint met vertellen. Zie voor dezelfde conclusie: Havermans, M. en A. van der Vossen, Spreken = zilver, vragen = goud; in dialoog met ouderen, Damon (2015), p. 16. Dit perspectief heb ik verder niet verwerkt in deze bijdrage; zie hiertoe de volgende bijdrage. Ook de invloed van intonatie heb ik buiten beschouwing gelaten. Tot slot heb ik niets gezegd over de stelling van sommige auteurs dat open vragen standaard met vraagwoorden (wie, wat, welke, et cetera) beginnen (zie hiertoe deel 1 in onze serie open/gesloten-vragen). De vraag "Welke saus wilt u bij de friet: mayonaise, ketchup of knoflooksaus?" laat reeds zien dat dit wat kort door de bocht is (zie verder voorbeeldvraag 1).