Actueel
Open versus gesloten vragen: het ontvangersperspectief (deel 3)
Dit is deel 3 in onze serie "open vragen versus gesloten vragen". In deel 1 hebben we uitgelegd wat in het algemeen het verschil is tussen open vragen en gesloten vragen (inclusief voorbeelden). In deel 2 heb je vervolgens kunnen lezen dat het maar afhankelijk is van welke definitie je hanteert of je een vraag open of gesloten kunt noemen (en dat het verschil meer gradueel is). In dit deel kun je lezen dat je ook kunt kijken naar het antwoord om vast te stellen of een vraag open of gesloten is.
In deze eerste bijdrage heb je ook kunnen lezen dat van Ć©Ć©n categorie vragen het echter maar de vraag is of het open of gesloten vragen zijn. Dit betrof de categorie vragen waar de persoon die antwoord moet geven aanwijsbaar beperkt wordt in het aantal antwoordmogelijkheden en daarmee niet uitgenodigd wordt voor een gesprek.
Tot nu toe in de serie open versus gesloten vragen: een samenvatting
Deel 1: het standaardverschil tussen open vragen en gesloten vragen
Eerder heb ik - als gezegd - uitgelegd wat in het algemeen wordt verstaan onder open vragen en wat wordt verstaan onder gesloten vragen. Dit resulteerde in een standaardindeling toegelicht met diverse voorbeelden.In deze eerste bijdrage heb je ook kunnen lezen dat van Ć©Ć©n categorie vragen het echter maar de vraag is of het open of gesloten vragen zijn. Dit betrof de categorie vragen waar de persoon die antwoord moet geven aanwijsbaar beperkt wordt in het aantal antwoordmogelijkheden en daarmee niet uitgenodigd wordt voor een gesprek.
Een voorbeeld: "In welke provincie woon je?" Als bekend kent Nederland maar een beperkt aantal provincies (12). Vaak zal daarom maar een kort antwoord worden gegeven: een van de twaalf provincies zal waarschijnlijk worden genoemd. We hebben echter niet te maken met de karakteristieke gesloten vragen: de zogenaamde ja/nee-vraag of de expliciete keuzevraag ("Wil je thee of koffie?"). Nu zou je nog kunnen redeneren dat er impliciet twaalf keuzes zijn (en hier dus sprake is van een gesloten vraag) maar hoe zit het dan met de vraag "Hoeveel is 1 + 1?" Deze vraag kent in beginsel een oneindig aantal antwoorden (op Ć©Ć©n na fout natuurlijk maar toch). Is de vraag "Hoeveel is 1 + 1?" nu een open vraag of gesloten vraag?
Deel 2: vragen zijn eerder meer of minder open / gesloten
Om meer duidelijkheid te krijgen over het verschil tussen open en gesloten vragen heb ik daarom in deel 2 de begrippen open en gesloten vragen nader geanalyseerd. Op socratische wijze - dus aan de hand van voorbeelden - heb ik je laten zien tegen welke problemen je aanloopt bij het zoeken naar de grens tussen open versus gesloten vragen.
Dit resulteerde in een uitgebreide, vrij technische analyse die het vraagstuk 'wat is een open vraag versus wat is een gesloten vraag' misschien eerder voor je vertroebelde dan verhelderde.
De conclusie van deel 2 was in ieder geval dat de indeling tussen open vragen en gesloten vragen meer gradueel is: vragen zijn eerder meer of minder open/gesloten.
Dit resulteerde in een uitgebreide, vrij technische analyse die het vraagstuk 'wat is een open vraag versus wat is een gesloten vraag' misschien eerder voor je vertroebelde dan verhelderde.
De conclusie van deel 2 was in ieder geval dat de indeling tussen open vragen en gesloten vragen meer gradueel is: vragen zijn eerder meer of minder open/gesloten.
Nu: of een vraag gesloten of open is, kun je misschien beter aflezen uit de reactie die je krijgt
Omdat al deze onduidelijkheden en definities het praktisch toepassen van de indeling tussen open/gesloten
vragen niet veel gemakkelijker maakt, kun je volgens sommige auteurs de
indeling tussen open en gesloten vragen beter op een andere manier
benaderen.
Volgens deze benadering op gesloten vragen versus open vragen moet je niet enkel kijken naar de letterlijke vraagzin om vast te stellen of iets een gesloten vraag of een open vraag is. Je moet in de plaats daarvan kijken naar hoe de vraag in de praktijk uitpakt. Je kijkt naar de reactie van de persoon die een antwoord geeft.
Dus het ontvangersperspectief is doorslaggevend om vast te stellen of een vraag gesloten of open was:
Volgens deze benadering op gesloten vragen versus open vragen moet je niet enkel kijken naar de letterlijke vraagzin om vast te stellen of iets een gesloten vraag of een open vraag is. Je moet in de plaats daarvan kijken naar hoe de vraag in de praktijk uitpakt. Je kijkt naar de reactie van de persoon die een antwoord geeft.
Dus het ontvangersperspectief is doorslaggevend om vast te stellen of een vraag gesloten of open was:
- Indien een persoon op een vraag met een antwoord komt dat uit een beperkt aantal woorden bestaat dan was het een gesloten vraag.
- Indien een persoon op een vraag met een antwoord komt dat uit meerdere woorden bestaat, dan was het een open vraag.
Voordelen van deze benadering
Het interessante van deze aanpak is dat het ten eerste dat het makkelijker te meten is of de vraag open of gesloten was [1]. Of misschien beter: een open of gesloten karakter had. Hierdoor is het eenvoudiger om inzichtelijk te krijgen of iemand veel gesloten of open vragen stelt.
Ten tweede sluit deze aanpak van open/gesloten-vragen beter aan bij hoe taal werkt. Niet alleen zijn de letterlijke woorden enkel belangrijk als we communiceren (concreet: de vraagzin) maar wordt ook de wijze waarop een vraag wordt gesteld (de intonatie, klemtoon, het non-verbale) meegenomen [2].
Ten tweede sluit deze aanpak van open/gesloten-vragen beter aan bij hoe taal werkt. Niet alleen zijn de letterlijke woorden enkel belangrijk als we communiceren (concreet: de vraagzin) maar wordt ook de wijze waarop een vraag wordt gesteld (de intonatie, klemtoon, het non-verbale) meegenomen [2].
Voorbeeld. De wijze waarop een interviewer een vraag stelt, kan dus zelfs een ja-neevraag een open karakter geven. Je ziet dit ook terug in de praktijk. In dit artikel zie je bijvoorbeeld goed hoe Coen Verbraak met gesloten vragen toch een langer antwoord krijgt. Al kan het natuurlijk ook andersom zijn: dat de persoon die de vraag beantwoordt, bewust een lang antwoord geeft (om de tijd te vullen) ook al vond hij de vraag gesloten. Met name politici zie je dit soms bewust doen.
Het derde voordeel van deze benadering van gesloten en open vragen is dat je dit ook kunt omdraaien. Hiermee wordt bedoeld dat je iemand die een antwoord geeft het kunt verwijten op een gesloten vraag (qua vraagzin) toch geen lang antwoord te geven (omdat uit de context van de vraag en de intonatie en wijze waarop deze werd gesteld wel duidelijk had moeten zijn dat een langer antwoord wordt verwacht).
Voorbeeld. In deze persconferentie hoor je een verslaggever duidelijk geĆÆrriteerd raken op het beperkte antwoord ("Nee") dat Mark Rutte geeft op zijn gesloten vraag. Waarschijnlijk komt deze irritatie mede voort uit zijn gedachte dat een premier bij een persconferentie ook gesloten vragen met een lang antwoord beantwoordt.
Nadelen van deze benadering
De focus op de wijze waarop iemand antwoordt, kent een aantal nadelen. Ten eerste zullen de meeste mensen niet deze invulling direct voor ogen staan op het moment dat je spreekt over gesloten of open vragen. Een ja-neevraag zal toch worden gezien als een gesloten vraag ondanks dat de persoon die een antwoord moet geven uitgebreid op de vraag ingaat. En indien een vraag op basis van de standaardindeling open lijkt maar desalniettemin een kort antwoord oplevert, zal deze waarschijnlijk toch als een open vraag worden gekwalificeerd:
X: "Welke maatregelen heeft u genomen om dit voorval te voorkomen?"
Y: "Geen."
Volgens bovenstaande benadering was de vraag echter in dit concrete geval - en bij dit antwoord! - een gesloten vraag.
Conclusie
De drie bijdragen tot nu toe maken je hopelijk duidelijk dat je meerdere invullingen kunt geven aan het begrippenpaar open/gesloten-vragen:
- De standaardindeling waarbij ja/nee-vragen en expliciete keuze-vragen gesloten vragen zijn (deel 1).
- Een meer graduele (geleidelijke) indeling waarbij vragen meer of minder open/gesloten zijn (deel 2).
- Bovenstaande pragmatische invulling waarbij de reactie van de persoon die antwoord bepalend is om vast te stellen of het een open of gesloten vraag is.
Als je een opdracht hebt waarin je moet bepalen of een vraag een open of gesloten vraag is, zul je dus eigenlijk eerst een invulling / benadering moeten kiezen.
In de volgende bijdrage zal ik nog een stap verder gaan en nog een andere invulling geven. Ik zal hier de filosofische invulling van Bransen geven; een invulling die sterkt afwijkt van de versies die ik tot nu toe heb behandeld.
[1]
Waarbij je natuurlijk nog wel moet vaststellen wat 'een kort antwoord' is.
[2]
Deze invulling sluit ook goed aan als je kijkt naar de reden die we mogelijk hebben om een indeling tussen gesloten en open vragen te maken. De vraag is namelijk: waarom willen wij zo nodig vragen indelen in open versus gesloten-vragen? Ik vermoed dat deze indeling vooral een onderwijskundig doel heeft. Het moet vragenstellers-in-opleiding helpen betere vragen te stellen. Wat betere vragen zijn, is afhankelijk van de context/het doel. Maar allerlei standaardregels zijn denkbaar. Een tandarts kan bijvoorbeeld beter aan de man die met zijn mond open ligt gesloten vragen stellen; een journalist die een diepte-interview aan het houden is, kan beter open vragen stellen; een journalist die van een politicus zijn precieze standpunt wil horen, kan beter een gesloten vraag stellen, et cetera. Met name het wel/niet de ander ruimte geven zelf met informatie te komen, zal een belangrijke reden zijn waarom we vragen willen indelen in gesloten en open. Gezien dit doel - en dat hoeft echt niet het enige doel te zijn waarom we deze indeling hebben - is het ook logisch dat we vragen waar een kort antwoord op gegeven kan worden als een gesloten vraag zien. Het doel wordt immers dan niet gehaald. Hiermee loop je ineens tegen een interessante taalfilosofische kwestie aan: in hoeverre klopt het dat de reden waarom we de indeling tussen gesloten/open-vragen kennen, invloed heeft onder hoe we invulling geven aan de indeling?