Argumentatieleer
Betere vragen stellen door te analyseren op argumentatiestructuur
Je hebt gelezen dat een betoog of redenering van een beroepsbeoefenaar - indien het is ontdaan van informatie die er niet toe doet - bestaat uit een of meerdere standpunten met ter onderbouwing een of meerdere argumenten. Om deze betogen of redeneringen nog meer helder te krijgen, kan het waardevol zijn om deze te gieten in een argumentatiestructuur [1]. In deze bijdrage zal ik dit toelichten.
Met een argumentatiestructuur maak je inzichtelijk hoe je het betoog of de redenering van een professional qua opbouw precies moet lezen: je vraagt je af hoe de redenen zich concreet verhouden tot elkaar en tot het standpunt. Het op deze manier bevragen van een betoog of redenering maakt samen met o.a. de vraag naar wat verzwegen is, zoals je eerder hebt gelezen, onderdeel uit van de vierde positief-kritische vraag: hoe moet je het betoog / de redenering precies lezen?
Om op basis van argumentatiestructuren meer systematisch en dus betere vragen te stellen, zal ik in deze bijdrage uitleggen welke vier argumentatiestructuur-elementen er zijn: de enkelvoudige argumentatie, de meervoudige argumentatie, de nevenschikkende argumentatie en de onderschikkende argumentatie. In de volgende bijdrage zal ik voorbeelden geven van vragen die volgen uit een analyse met behulp van argumentatiestructuren (in combinatie met de andere verhelderingsvragen).
Argumentatiestructuur-soorten
Met een argumentatiestructuur maak je inzichtelijk hoe je het betoog of de redenering van een professional qua opbouw precies moet lezen: je vraagt je af hoe de redenen zich concreet verhouden tot elkaar en tot het standpunt. Het op deze manier bevragen van een betoog of redenering maakt samen met o.a. de vraag naar wat verzwegen is, zoals je eerder hebt gelezen, onderdeel uit van de vierde positief-kritische vraag: hoe moet je het betoog / de redenering precies lezen?
Om op basis van argumentatiestructuren meer systematisch en dus betere vragen te stellen, zal ik in deze bijdrage uitleggen welke vier argumentatiestructuur-elementen er zijn: de enkelvoudige argumentatie, de meervoudige argumentatie, de nevenschikkende argumentatie en de onderschikkende argumentatie. In de volgende bijdrage zal ik voorbeelden geven van vragen die volgen uit een analyse met behulp van argumentatiestructuren (in combinatie met de andere verhelderingsvragen).
Argumentatiestructuur-soorten
1. Enkelvoudige argumentatie
Laat ik beginnen met de gemakkelijkste variant: de enkelvoudige argumentatie. Een enkelvoudige argumentatie is een redenering die bestaat uit Ć©Ć©n standpunt en Ć©Ć©n argument.
Voorbeeld enkelvoudige argumentatie (redenering en argumentatiestructuur)
Redenering
Piet: “Jan gedraagt zich niet integer want hij heeft als ambtenaar een cadeau van € 500,- aangenomen.”
Argumentatiestructuur
S. Jan gedraagt zich niet integer
1. (want) Hij heeft als ambtenaar een cadeau van € 500,- aangenomen.
Met de ‘S’ wordt in de argumentatiestructuur aangegeven wat het standpunt is [2].
Ieder argument dat zich richt op dit standpunt geef je een nummer. Het
argument is echter – zoals je hopelijk al gezien hebt – nog niet
volledig. De verbindende uitspraak ontbreekt! Ik zal hier later op terugkomen.
2. Meervoudige argumentatie
De meervoudige argumentatie
is de tegenhanger van de enkelvoudige argumentatie. Van een meervoudige
argumentatie is sprake als er meerdere, van elkaar losstaande
argumenten worden gegeven.
Voorbeeld meervoudige argumentatie
Redenering
Piet: “Jan gedraagt zich niet integer. Hij heeft namelijk als ambtenaar een cadeau van € 500,- aangenomen. Ook heeft hij van een collega € 300,- gestolen.”
Argumentatiestructuur
S. Jan gedraagt zich niet integer
1. (want) Hij heeft als ambtenaar een cadeau van € 500,- aangenomen.
2. (want) Hij heeft van een collega € 300,- gestolen.
Er
zijn hier dus twee argumenten die het standpunt onderbouwen. De
argumenten kunnen los van elkaar worden gelezen. Ook zonder argument 2
gaat het standpunt nog steeds op indien argument 1 waar is. Ook geldt
dat het standpunt enkel onderbouwd kan worden met argument 2. Indien je
hierover twijfelt - zijn het wel echt twee los van elkaar staande
argumenten - dan zou je de beroepsbeoefenaar hierop moeten bevragen.
In het recht zien we de meervoudige argumentatie terug indien bij een rechtsregel sprake is van alternatieve
voorwaarden en meerdere van deze voorwaarden zich dan voordoen (en ook
kunnen voordoen). Het standpunt is hierbij het rechtsgevolg.
Voorbeeld juridische, meervoudige argumentatie bij alternatieve voorwaarden
Neem artikel 3:44, eerste lid BW: Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.
Redenering
Jan: “In deze casus is de rechtshandeling vernietigbaar. Want de rechtshandeling is door bedrog tot stand gekomen. De rechtshandeling is daarnaast door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen.”
Argumentatiestructuur
S. In deze casus is de rechtshandeling vernietigbaar:
1. (want) zij is door bedrog tot stand gekomen (de 1e losse voorwaarde)
2. (want) zij is – daarnaast – door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen (de 2e losse voorwaarde) [3]
3. Nevenschikkende argumentatie
Naast de enkelvoudige en de meervoudige argumentatie is er de nevenschikkende argumentatie.
Net als de meervoudige argumentatie bestaat de nevenschikkende
argumentatie uit een standpunt met meerdere argumenten. De argumenten
moeten echter worden gezien als een gecombineerde poging om tot
het standpunt te komen. Met andere woorden: gezamenlijk onderbouwen ze
het standpunt. EĆ©n argument - vaak met Ć©Ć©n bewering - is nog niet
toereikend.
Voorbeeld nevenschikkende argumentatie
Redenering
Piet: “Jan gedroeg zich de hele dag voorbeeldig: ’s ochtends haalde hij koffie voor ons, ’s middags bracht hij ons broodjes en ’s avonds liet hij de honden van Janet uit.”
Argumentatiestructuur
S. Jan gedroeg zich de hele dag voorbeeldig
1a. (want) ’s ochtends haalde hij koffie voor ons
1b. (en) ’s middags bracht hij ons broodjes
1c. (en) ’s avonds liet hij de honden van Janet uit
Binnen het recht zal een rechtsregel met cumulatieve voorwaarden resulteren in een nevenschikkende argumentatie.
Voorbeeld nevenschikkende argumentatie bij cumulatieve voorwaarden
Neem artikel 6:217, eerste lid BW: Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.
Redenering
Jan: “Er is in deze casus sprake van aanbod en aanvaarding. Dus is er sprake van een overeenkomst.”
Argumentatiestructuur
S. Er is in deze casus sprake van een overeenkomst (rechtsgevolg)
1a. (want) er is sprake van een aanbod (voorwaarde 1)
1b. (en) er is sprake van aanvaarding (voorwaarde 2)
Zoals
je ziet in bovenstaande twee voorbeelden wordt door middel van een a,
b, c (en verder) aangegeven dat het om een nevenschikkende argumentatie
gaat. Omdat het gezamenlijk Ć©Ć©n argument is (namelijk het eerste) zet je
een 1 hiervoor. Als het nevenschikkende argument het tweede argument
zou zijn dan zou het 2a, 2b, et cetera zijn.
Indien
in een argument geen verzwegen verbindende uitspraak zit en het
argument dus is opgebouwd uit een concrete bewering en een verbindende
uitspraak zul je ook de nevenschikkende constructie zien:
Redenering
Piet: “Jan kreeg gisternacht een boete voor het rijden zonder verlichting. Hij reed namelijk afgelopen nacht zonder licht met zijn fiets door de stad. Als je in het donker zonder licht rijdt, krijg je een boete.”
Argumentatiestructuur
S. Jan kreeg gisternacht een boete voor het rijden zonder verlichting
1a. (want) hij reed afgelopen nacht zonder licht met zijn fiets door de stad (concrete bewering)
1b. (en) als je in het donker zonder licht rijdt, krijg je een boete (verbindende uitspraak)
Later zal ik in een extra verdiepende bijdrage laten zien welke nevenschikkende argumentaties er precies zijn en waarom het relevant is om jezelf af te vragen of een argumentatie meervoudig of nevenschikkend bedoeld is.
4. Onderschikkende argumentatie
Tot
slot is er nog een vierde manier van argumenteren. Dit is de
onderschikkende argumentatie. In dat geval bestaat een betoog uit
meerdere argumenten maar zegt een argument steeds iets over het argument
daar hieraan vooraf gaat. Je hebt hiervoor al gelezen waarom dat dit
voorkomt: een oordeel wordt vaak gebruikt om weer tot een ander oordeel
te komen.
Voorbeeld onderschikkende argumentatie
Redenering
Piet: “Jan gedroeg zich niet integer hoor. Vanochtend heeft hij namelijk iets gedaan wat tegen de gemeentelijke regels ingaat. Hij heeft als ambtenaar een cadeau van € 500,- aangenomen.”
Argumentatiestructuur
S. Jan gedroeg zich niet integer
1. (want) vanochtend heeft hij iets gedaan wat tegen de gemeentelijke regels ingaat
1.1. (want) hij heeft als ambtenaar een cadeau van € 500,- aangenomen.
Het
tweede argument (1.1.) zegt dus iets over het eerste argument (1.). Het
eerste argument (1.) is ter onderbouwing van het standpunt (S).
Eigenlijk wordt het eerste argument (1.) het standpunt voor het tweede
argument (1.1.) Ook de ondersteuning van een algemene, verbindende
uitspraak zal een onderschikkende argumentatie opleveren. In navolging
op het laatste voorbeeld:
Voorbeeld nevenschikkende argumentatie: juridische verbindende uitspraak en ondersteuning
S. Jan was strafbaar voor het rijden zonder verlichting
1a. (want) hij reed afgelopen donderdag zonder licht voor als achter met zijn fiets door de stad (bewering)
1b. (en) als je in het donker zonder licht rijdt, is dit strafbaar (verbindende uitspraak)
1b.1. (want) Zie artikel 35, eerste lid juncto artikel 92 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (ondersteuning)
Tot slot: de complexe argumentatie
Indien
bovenstaande elementen in een betoog worden gecombineerd - bijvoorbeeld
nevenschikkende en meervoudige argumenten in verschillende
onderschikkende argumenten naast elkaar of meerdere lagen van
onderschikkende argumenten - spreek je van een complexe argumentatie. Zoals je eerder hebt gelezen, moet je juist dan oppassen voor de manier van argumentatie en eventueel vragen stellen.
[1]
Het
nadruk leggen op de argumentatiestructuur van een betoog heeft in
Nederland door met name Van Eemeren, F.H., Rob Grootendorst (e.a.), in: Handboek Argumentatietheorie,
Martinus Nijhoff uitgever, 1997, bladzijde 20 e.v. de nodige aandacht
gekregen. Het maakt onderdeel uit van diverse studieboeken waarin de
zogenaamde pragmadialectische argumentatietheorie, die ontwikkeld is aan
de Universiteit van Amsterdam, is uiteengezet. Andere schrijvers
hanteren gelijksoortige indelingen. De indeling die volgt, is wel
afwijkend van de aanpak van Van Eemeren/Grootendorst. Het schenkt o.a.
meer aandacht aan de rechtvaardigende, verbindende uitspraak en
ondersteuning van een standpunt (in navolging op Toulmin) en hanteert
een afwijkende nummering.
[2]
Indien
er meerdere standpunten in een betoog zijn ingenomen, kun je het eerste
standpunt ook een 1 geven. Doe dit zowel bij het standpunt als bij de
argumenten die volgen. Het eerste argument wordt dan 1.1. <inhoud>
en het tweede meervoudige – zie verder – argument 1.2. <inhoud>
(et cetera). Het volgende standpunt wordt vervolgens 2. <inhoud>
met bijvoorbeeld meervoudige argumenten 2.1, 2.2 en verder. In de
meeste betogen zal echter maar Ć©Ć©n standpunt centraal staan.
[3]
De inhoudelijk positief-kritische vraag die je hier wel zou moeten stellen - en zie de voorbeeldvragen die verderop volgen
- , is of dit wel kan: kan iemand juridisch gezien zowel bedrogen
worden en dat er tegelijkertijd sprake van misbruik van omstandigheden?
Of sluiten de voorwaarden elkaar uit (dan spreek je van een exclusieve of). Indien Ć©Ć©n voorwaarde over zou blijven in de casus, krijg je een enkelvoudige argumentatie.