Het stellen van vragen bij de oordelen van een beroepsbeoefenaar is extra geboden indien diens redenering of betoog complex is. Van een complexe argumentatie zal met name sprake zijn als in een argument oordelen worden gebruikt als argumenten voor andere oordelen. In zo´n geval ontstaat een gelaagdheid van argumentatie [1]. In termen van argumentatieleer wordt een oordeel in zo´n geval dan samen met een verbindende uitspraak weer gebruikt als argument voor een ander oordeel. In het eerder gegeven schema is dit aangegeven met de pijl van oordeel in het argument naar oordeel bij standpunt.

Waarom dit relevant is? Uit hoe meer lagen een argumentatie bestaat, hoe meer er verzwegen wordt. En hoe groter de kans dus is dat je vragen moet stellen om te achterhalen hoe de beroepsbeoefenaar precies redeneert. Tijd voor een voorbeeld.

Voorbeeld gelaagde argumentatie
Stel een docent spreekt uit: “Het is wel meer dan 30 graden in deze ruimte. Dat is veel te warm om hier college te geven! Het college gaat daarom niet door.

Als je dit onder elkaar zet - met als doel de redenering te verhelderen - moet je constateren dat de docent zegt:

Bewering (feit): Het is wel meer dan 30 graden in deze ruimte
Bewering (oordeel): (dus) Dat is veel te warm om hier college te geven

Standpunt (bewering): (dus) Het college gaat niet door

Je ziet hier een tussenconclusie, namelijk "Dat is veel te warm om hier college te geven" die weer input is voor het argument voor de eindconclusie. Dit inzicht is relevant omdat je met name wat betreft de impliciet, dus de niet uitgesproken algemene uitspraken vragen kunt en soms moet stellen.

Laten we een poging wagen om dat wat verzwegen is expliciet te maken:

Bewering (feit): Het is wel meer dan 30 graden in deze ruimte
Verzwegen verbindende uitspraak (bewering) waarnaar gevraagd kan worden: Je kunt enkel college geven als het minder dan 30 graden is? (onduidelijk wat voor deze docent de standaard is)
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 

Tussenconclusie (bewering: oordeel): (dus) Dat is veel te warm om hier college te geven
Verzwegen verbindende uitspraak (bewering): Als het veel te warm is om in een ruimte college te geven dan gaat het college niet door.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Eindconclusie / standpunt (bewering: oordeel): (dus) Het college gaat niet door


Bij deze redenering van de docent zijn dus reeds diverse vragen te stellen enkel als het om het HELDER krijgen van diens redenering gaat (nog los van of je het met de inhoud eens bent):
- Hoezo is het veel te warm als het meer dan 30 graden is in een collegeruimte? Wat is normaal dan?
- Hoezo gaat het college niet door dan? Zeg je nu dat als het veel te warm is in een ruimte dat dan de enige conclusie is dat het college niet doorgaat?
 
Laten we een juridisch voorbeeld nemen. Eerder heb je gelezen over het juridisch oordeel "Er is sprake van wanprestatie". Dit oordeel kan worden geveld om een bepaalde reden (bijvoorbeeld: "Mijn nieuwe auto hield na een dag al op met rijden"). Dat er sprake is van wanprestatie kan vervolgens weer worden gebruikt om te komen tot het juridische oordeel "De schuldenaar moet de eventuele schade vergoeden". Achter elkaar gezet ontstaat dan de volgende gelaagdheid (en let op, deze is juridisch zeker niet volledig maar toont wel hoe een jurist een gelaagde argumentatie kan opzetten): 

- De schuldenaar moet de eventuele schade vergoeden
    - Want er is sprake van wanprestatie
         - Want mijn nieuwe auto hield na een dag al op met rijden

De jongens aan de deur
Deze gelaagdheid zien we ook in het voorbeeld van de jongens aan de deur als ze spreken over een juridisch vrijblijvend aanbod om jou ervan te overtuigen dat je van provider moet veranderen. In de vorige posting - die ging over verzwegen elementen in een redenering of betoog - had je reeds gelezen dat deze jongens veel onbenoemd laten en je ze hierop zou moeten bevragen. Zij gaven enkel aan dat we gewoon konden overstappen omdat het aanbod juridisch vrijblijvend is. Waarom zeiden ze dit?

Nu kunnen we hier enkel naar gissen (nu we de jongens met het lezen van deze tekst niet actief hierop kunnen bevragen) maar waar ze waarschijnlijk jou van wilden overtuigen, laat zich het beste in een schema zetten. In het groen is aangegeven wat ze wel gezegd hebben. In het rood de verzwegen elementen. Je ziet dat een oordeel steeds weer gebruikt wordt als een bewering om tot een nieuw oordeel te komen. Sprake is van een gelaagde argumentatie waarbij veel verzwegen is.

De kunst van vragenstellen bij gelaagde oordeelsvorming


De vraag die je natuurlijk stelt nu dit allemaal helder is - ook als je niet een juridische opleiding volgt -  is of dit allemaal wel correct is. Waarom zou je dit aanvaarden? Met om te beginnen het juridische oordeel of daadwerkelijk sprake is van een juridisch vrijblijvend aanbod. Daarnaast zul je duidelijk willen krijgen of dit inderdaad een goede reden is om over te stappen. Allemaal goede vragen die uit de andere HART-criteria volgen (zo zal later blijken).

Als je dit trouwens doet dan moet je al snel tot de conclusie komen dat juridisch gezien hun geruststelling ("geen zorgen, het is vrijblijvend") nergens op slaat en zelfs misleidend is. Hier wordt enkel ingespeeld op een veelvoorkomende denkfout. Een vrijblijvend aanbod wil juridisch gezien alleen maar zeggen dat de provider het aanbod na aanvaarding nog onverwijld kan herroepen (artikel 6:219, tweede lid BW) [2]. Niet dat jij eenvoudig van de overeenkomst af kunt komen. Conclusie: het argument waarmee ze je willen overtuigen, is op z’n minst twijfelachtig. Maar juist door de gelaagdheid van argumentatie in combinatie met dat veel verzwegen wordt, vergeten we vaak de juiste vragen te stellen.

Met de behandeling van het verzwegen elementen in een redenering of betoog en bovenstaande uitleg waarom je juist bij gelaagde argumentatie hier extra op gericht moet zijn, komen we toe aan het laatste begrip uit de argumentatieleer: het voorbehoud.

__________

[1]
De filosoof Naess noemt dit ook wel een keten van argumentaties. Zie Naess, E., Elementaire argumentatieleer, Ambo, 1978, paragraaf 6.3. Naess gold – mede door zijn Pro-et-contra-methode – in de 20e eeuw als een belangrijk argumentatietheoreticus. Ondanks dat zijn methode in dit studieboek niet verder wordt behandeld, kan zijn aanpak als een interessant alternatief worden gezien. Voor een actuele toepassing van het model zie Bolt L.L.E., Verweij M.F., Delden J.J.M. van, Argumentatie, hoe analyseer ik een moreel betoog? (hoofdstuk 20), in: Ethiek in praktijk, Gorcum, 2007.

[2]
Zie ook Hijma, J., Rechtshandeling en Overeenkomst, Kluwer, 2010, bladzijde 59.